Maak een kring met alle kinderen, 1 kind gaat in het midden van de kring staan met een bal. De kinderen in de kring hebben allemaal de handen op de rug. De gooier (A) noemt de naam van één iemand uit de kring (B) naar wie hij/zij de bal wilt gooien en gooit de bal of maakt een schijnbeweging om te gooien. De bal moet zodanig aangegooid worden dat deze wel goed te vangen is. Wordt er gegooid, maar vangt degene de bal niet dan is hij/zij af en gaat zitten. Wordt er niet gegooid, maar haalt degene uit de kring wel de handen achter de rug vandaag dan is hij/zij ook af. Als iedereen in de kring af is of als de gewenste tijd voorbij is, is het spel afgelopen en kan er gewisseld worden van gooier.